Onderzoek – Bloemkoolwijken

Bloemkoolwijken: Ontwerpende verkenningen voor doorontwikkeling van wijken uit de jaren ‘70-’80

Onderzoeksteam:
M3H architecten
HOSPER landschapsarchitectuur en stedebouw
GIDZ duurzaamheidsadviseurs

De ruimte van bloemkoolwijken

Artikel door Kees de Graaf, Studio Platz, in opdracht van BNA Onderzoek
maart 2012

De wijken uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw hebben een bijzondere positie in de geschiedenis van de Nederlandse stedenbouw. Niet eerder werden nieuwe woongebieden op deze manier vormgegeven. Ze staan als ‘bloemkoolwijken’ bekend, door de kronkelige opbouw van straten en kleinschalige woonbuurtjes. Nu de eerste van deze wijken er bijna een halve eeuw staan, groeit het debat over hun toekomst: welke strategieën zijn mogelijk om het afglijden van deze wijken te voorkomen? Er is al veel geanalyseerd, maar een goede gereedschapskist voor de aanpak ontbreekt. Reden voor BNA Onderzoek om hier de spotlight op te zetten. De bureaus Hosper landschapsarchitectuur en stedebouw, M3H architecten en GIDZ duurzaamheidsadviseurs brachten drie wijken minutieus in beeld, als basis voor een toolbox vol ruimtelijke recepten. Ronald Bron (landschapsarchitect bij Hosper), Marc Reniers en Tobias Bader (beide architect bij M3H) lichten de uitkomsten nader toe. Hun conclusie: de wijken bieden volop kansen voor de toekomst, juist door hun ruimte, water en groen.
De afgelopen tijd hebben de bloemkoolwijken over belangstelling bepaald niet te klagen. Dat is begrijpelijk; deze vertegenwoordigen circa 20 procent van de totale Nederlandse woningvoorraad en huisvesten miljoenen Nederlanders. Bij het denken over de toekomst van deze woongebieden is de ruimtelijke invalshoek een belangrijke, zo stellen M3H, Hosper en GIDZ. Maar het mag niet bij analyseren alleen blijven; er is ook behoefte aan ontwerpoplossingen die in de praktijk kunnen worden toegepast.
Marc Reniers van M3H architecten licht dit bij het begin van het gesprek nader toe: ‘Deze wijken hebben, in stedenbouwkundig, landschappelijk en architectonisch opzicht, een bijzondere kwaliteit. Die kwaliteit kwam er naar ons idee tot nu toe te bekaaid af. Reden voor ons om juist de ruimtelijke invalshoek centraal te stellen: hoe kan met de aanpak van de wijken hierop worden ingespeeld, zodat zij zich op een aantrekkelijke manier kunnen dóórontwikkelen? Zodat de huidige bewoners er met plezier blijven wonen en andere mensen die op zoek zijn naar een groene woonplek in de stad de bloemkoolwijken ook gaan ontdekken? We kijken daarbij door meerdere schaalniveaus heen: van de woning tot en met de positie van de wijk in de stad en ten opzichte van het omringende landschap. En daarbij hebben we nadrukkelijk de samenwerking van verschillende ontwerpdisciplines gezocht. Analyse en het denken in oplossingen gaan daarbij steeds hand in hand.’
Positieve houding
Het resultaat van bijna twee jaar intensieve samenwerking ligt nu op tafel: drie kloeke boekwerken van de studie ‘Bloemkoolwijken, Ontwerpende verkenningen voor doorontwikkeling van wijken uit de jaren 70-80’. Ronald Bron (Hosper) licht toe: ‘We hebben de studie in drie delen opgebouwd. De basis is gelegd in een analyse van drie wijken: Kroonenburg in Arnhem, Peelo in Assen en Holy-Noord in Vlaardingen (vastgelegd in het boekje ‘Analyses’, red.). Het zijn wijken die sterk verschillend zijn, maar wel representatief voor wat er in deze tijdsperiode in heel Nederland is gerealiseerd. Na deze analyse hebben we voorbeelduitwerkingen voor de drie wijken gemaakt, gebundeld in het boekwerk “3 Schetsuitwerkingen”. Daarin hebben we per wijk aan de hand van een aantal thema’s laten zien waar zich concrete ruimtelijke handvatten bevinden voor de doorontwikkeling van deze drie wijken. Deze zijn vervolgens opgeschaald in het derde boekwerk: “Ruimtelijke recepten”, met daarin een visie en een toolbox. Hierin presenteren we een breed scala aan generieke oplossingen, waarmee partijen in het veld meteen aan de slag kunnen gaan. Niet alleen in deze wijken, maar in bloemkoolwijken in heel Nederland. En dat alles niet op een dwingende manier, maar als handreiking van wat er allemaal mogelijk is.’
Volgens Tobias Bader (M3H architecten) is de positieve grondhouding waarmee de drie bureaus aan de slag gingen van groot belang: ‘Het woonplezier van bewoners is groot, merkten we toen we in deze wijken rondliepen. Zij zijn vaak trots op hun wijk en hebben waardering voor de ruimtelijke kwaliteit. Zij willen dit ook graag herkennen in de beleving en
ideeën van buitenstaanders. Er is veel waardering van de bewoners voor de ruime opzet, het groen, de nabijheid van het landschap. Vanuit die kwaliteiten en kansen zijn wij dan ook te werk gegaan. Verbeter het goede wat er al is. Dat is naar ons idee de beste manier om de concurrentiekracht van de bloemkoolwijken te vergroten ten opzichte van andere woongebieden.’
De analyse van de wijken vond plaats aan de hand van een uitgebreide checklist, die uiteenliep van de geomorfologische ondergrond tot en met de hoofdgroenstructuur en de ‘veranderkrachten’ in de wijk: waar liggen (letterlijk) aangrijpingspunten voor vernieuwing en doorontwikkeling. De ontstaansgeschiedenis werd achterhaald en leverde eveneens aanknopingspunten op voor het heden en de toekomst. Reniers hierover: ‘Aan Holy-Noord is in de beginfase bijvoorbeeld gewerkt door een ambitieus en vasthoudend team waarin nauwelijks personele wisselingen hebben plaatsgevonden. De wijk ademt daardoor een grote samenhang uit. Daarentegen is in Vlaardingen de wijk ontstaan door allerlei verschillende deelpartijen, die elk hun eigen ding hebben gedaan. Die wetenschap namen wij weer mee bij de oplossingsrichtingen.’ (Afb. 2)
De onderzoekende ontwerpers liepen bij hun analyses ook aan tegen wijkvisies die door de betreffende gemeenten zijn geproduceerd. Opvallend hierin: het ontbreken van de ruimtelijke component, aldus Ronald Bron: ‘Hier lag voor ons als ontwerpers een kans. Wij zetten onze verbeelding in, waardoor lokale partijen ineens kunnen zien waar mogelijkheden liggen. De rol van het onderzoekend ontwerpen daarbij is om meerdere disciplines in gesprek te krijgen. De analyse levert allerlei beelden op: schetsen, ontwerptekeningen, schema’s. Daarover gaan we in gesprek. De bewoners vinden dit een plezierige manier van werken, maar ook gemeenten, woningcorporaties en andere partijen hebben er behoefte aan, zo is gebleken.’

Afb. 1 Karakteristiek bloemkool-woonerf met groene inrichting; zeer geschikt voor gezinnen met kinderen
Afb. 1 Karakteristiek bloemkool-woonerf met groene inrichting; zeer geschikt voor gezinnen met kinderen

 

Afb. 2a en 2b Voorbeelduitwerking Peelo; verbeelding van mogelijke ingrepen Afb. 3a en 3b Voorbeeld uitwerking Kronenburg; woonerfwijk met hoge dichtheid en veel verharding. Situatie vóór en na
Afb. 2a en 2b Voorbeelduitwerking Peelo; verbeelding van mogelijke ingrepen
Afb. 3a en 3b Voorbeeld uitwerking Kronenburg; woonerfwijk met hoge dichtheid en veel verharding. Situatie vóór en na

Schetsuitwerkingen: kansen in beeld

De drie bureaus schetsten aansluitend op de analyse voor Kroonenburg, Peelo en Holy-Noord een breed palet aan voorbeelduitwerkingen, hierbij ondersteund door lokale architectenbureaus die in een workshop mee wilden denken. Het leverde per wijk een kleine twintig suggesties op hoe de doorontwikkeling van de wijk gestalte kan krijgen. (Afb. 3) Een bloemlezing voor Peelo in Assen: buurttoegangen markeren, wijkentrees landschappelijk markeren en de bergingen verplaatsen naar de achterkant van woningen. Maar bijvoorbeeld ook zorgvoorzieningen toevoegen in verband met de vergrijzing.
Voor Kronenburg in Arnhem: een duidelijke voetgangersroute maken naar de (aangrenzende) Gelredomeen het verder vergroenen van de wijk. Daarnaast hofjes maken met eigen identiteit en de winkels een eigen gezicht aan het maaiveld geven. En voor Holy-Noord in Vlaardingen wordt onder meer ingezet op een tuinderij voor wijkbewoners en het koppelen van waterstructuren aan parkruimtes. Voorgesteld wordt flats te slopen en laagbouw toe te voegen, evenals de aanleg van een groene singel om de begraafplaats. Uit de schetsuitwerkingen blijkt dat in dertig tot veertig jaar tijd het nodige aan ‘wildgroei’ heeft plaatsgevonden, zo geven de drie onderzoekers aan. Bij de aanplant is bijvoorbeeld niet altijd even secuur met de aanleg van allerlei bomen en planten omgegaan. Daardoor is op veel plaatsen het gevoel van overzicht en veiligheid verloren gegaan. Ronald Bron: ‘Veel groen is dus niet per se beter. Wanneer het groen bijvoorbeeld het zicht op fietsroutes wegneemt, is ingrijpen noodzakelijk. Wij hebben dit bij de voorbeelduitwerkingen steeds onder het kopje acupunctuur geschaard: welke kleinschalige maatregelen kunnen nú al worden genomen om plekken beter te ervaren? Zo kan er aan de landschappelijke en stedenbouwkundige enscenering van zichten, beelden en ervaringen worden gewerkt.’ (Afb. 4a, b en c)

bloemkoolwijken-onderzoek-web-4b+c,5,6 Interessant experiment

Volgens Marc Reniers onderstreept deze verkenning de noodzaak om de bloemkoolwijken op een andere manier tegen het licht te houden, met een grotere focus op hun kwaliteiten in plaats van hun problemen: ‘De bloemkoolwijken zijn gebouwd in een relatief korte periode en waren fundamenteel anders van opzet dan alles wat ervoor gebouwd was. Het naar binnen gekeerde van deze wijken was uniek en er is in de decennia daarna nooit op doorontwikkeld – in ieder geval niet op die schaal. Er is nooit echt gekeken: is het een interessant experiment geweest en kunnen we er wellicht iets van leren?’De onderzoekers beantwoorden die nu vraag met een volmondig ‘ja’. De schetsuitwerkingen hebben duidelijk gemaakt dat de doorontwikkeling van bloemkoolwijken wel degelijk een haalbare kaart is. Hoe opdrachtgevers, overheden en ontwerpers daarbij te werk kunnen gaan, is in het derde deel van de studie verduidelijkt: de ‘Ruimtelijke recepten’. Visie en een praktische toolbox gaan hierin hand in hand, legt Tobias Bader uit. ‘Het past heel erg goed bij deze tijd om de vernieuwing en doorontwikkeling van een wijk heel kleinschalig en plekgebonden te benaderen. Anders gezegd: je kunt heel goed een overkoepelende visie voor een wijk ontwikkelen, zonder dat je die in één keer grootschalig en op alle fronten tegelijk hoeft
uit te voeren. Dat heeft deze studie nadrukkelijk duidelijk gemaakt.’

Vijf aanbevelingen

De overkoepelende visie van de onderzoekers op de bloemkoolwijken concentreert zich op een vijftal algemene aanbevelingen:

Ga op zoek naar een herkenbare, positieve gebiedsidentiteit
Dat kan bijvoorbeeld een ‘dorpse’ identiteit zijn. De structuur van deze wijken – naar binnen gekeerd en met een groene rand – maakt het mogelijk een intiem woonmilieu te creëren voor mensen die de hectiek van de stad willen ontvluchten, maar tegelijkertijd van de voordelen van de stad willen profiteren. Ontwerpprincipes die richting geven in dorpen (zoals een herkenbare hoofdweg waarmee een diversiteit van functies is verbonden), kunnen ook in de bloemkoolwijken worden toegepast. (Afb. 5)

Aanvaard de bloemkoolstructuur, maar wees alert bij bloemkoolwijken in hoge dichtheid
Bloemkoolwijken zitten ingewikkeld in elkaar. Veranderingen in de structuur zijn nauwelijks voorstelbaar zonder dat zij het ‘mechaniek’ van de wijk op zijn kop zetten. Grote ingrepen die tegen de logica van de wijk ingaan zijn daarom uit den boze. Bewoners zitten hier niet op te wachten en omdat veel woningen in bloemkoolwijken in particuliere handen zijn, is grootschalig ingrijpen evenmin een reëel perspectief. Alleen bij wijken met een hoge dichtheid is ingrijpen soms wel gewenst, omdat ook de problemen (bijvoorbeeld met sociale veiligheid) hier in een hoge dichtheid aanwezig zijn.

Ontwikkel kleinschalig en stapsgewijs meer hiërarchie, verschil en hoogtepunten
Door de nadruk op de ‘menselijke maat’ in de stedenbouw van de jaren zeventig ontbreken hoogtepunten en bijzondere plekken. Alles lijkt op elkaar en het gevoel van oriëntatie verdwijnt. In de wijken zelf kan veel gedaan worden om meer hiërarchie aan te brengen. (Afb. 6) Dat speelt ook op het schaalniveau van de stad als geheel, door bloemkoolwijken beter zichtbaar te maken en helderder te verbinden met omliggende wijken en het buitengebied.

Besteed aandacht aan de overgangen in schaalniveaus
Door de ‘tussenruimtes’ sober maar krachtig vorm te geven (bijvoorbeeld de overgang van woonbuurten naar het groen), krijgen overgangen een grotere ruimtelijke betekenis. Het worden dan de plekken die identiteit geven en geliefd worden: voor bewoners en
bezoekers van de wijk.

Werk waar mogelijk samen met bewoners
Het lijkt een dooddoener, maar juist in deze wijken zijn de bewoners de echte ervaringsdeskundigen. Zij moeten niet alleen op het niveau van individuele woonerven worden ingezet (zoals nu vaak gebeurt), maar ook bij het opstellen van een visie voor een gehele bloemkoolwijk, voor een herinrichting van een wijkpark of voor een grootschalige herinrichting van het openbaar groen.

Afb. 7 Groenblauw raamwerk; vergroten van de hiërarchie en con-tinuïteit, enscenering van het raamwerk Afb. 8 Rand van de wijk; vergroten van de interactie tussen wijk en omgeving, slechten van barrières en creëren van extra routes Afb. 9 Wijkontsluitingsweg; vergroten van zichtbaarheid en bereik-baarheid van buurten, buurtentrees en vitale plekken Afb. 10 Hart van de wijk; vergroten zichtbaarheid en bereikbaarheid  van centra, opwaarderen kwaliteit van de architectuur en de open-bare ruimte
Afb. 7 Groenblauw raamwerk; vergroten van de hiërarchie en con-tinuïteit, enscenering van het raamwerk
Afb. 8 Rand van de wijk; vergroten van de interactie tussen wijk en omgeving, slechten van barrières en creëren van extra routes
Afb. 9 Wijkontsluitingsweg; vergroten van zichtbaarheid en bereik-baarheid van buurten, buurtentrees en vitale plekken
Afb. 10 Hart van de wijk; vergroten zichtbaarheid en bereikbaarheid
van centra, opwaarderen kwaliteit van de architectuur en de open-bare ruimte

Van groenstructuur tot woning

Aansluitend op deze aanbevelingen hebben de onderzoekers in het boekwerk ‘Ruimtelijke recepten’ zeven ruimtelijke bouwstenen van bloemkoolwijken benoemd. In een aflopend schaalniveau zijn zij van belang bij het formuleren van een ‘doorontwikkelstrategie’ voor een wijk. Het groenblauwe raamwerk, de rand van de wijk, de wijkontsluitingsweg, het hart van de wijk, de buurt, het woonerf en ten slotte de woning en het kavel. Bij elk van deze zeven elementen is steeds het ‘waar’, ‘waarom’ en ‘hoe’ aangegeven en worden aandachtspunten bij de uitvoering meegegeven.

Groenblauw raamwerk: het goud van de bloemkoolwijken
In geen enkele andere periode van de stedenbouw zijn groen en water zo uitbundig ingezet als in deze wijken. Het maakt ze tot unieke wijken voor mens en dier. Door de groenstructuur te verbeteren en te ensceneren met doorzichten, worden de bloemkoolwijken als parkachtig woonmilieu beter op de kaart gezet. (Afb. 7)

Rand van de wijk: vier het wonen op de grens van stad en ommeland
Bij de aanleg van de wijken hebben de randen een extensieve invulling gekregen. Hier liggen kansen om het ommeland dieper in de wijken te laten doordringen en – andersom kijkend – de wijken beter met de omgeving te verbinden. (Afb. 8)

Wijkontsluitingsweg: het visitekaartje van de wijk
Door de centrale wijkontsluitingsweg op te waarderen, komt de aantrekkelijkheid van de bloemkoolwijken beter voor het voetlicht. Rijdend over de weg maakt men een toer, die via doorzichten de pareltjes van de wijk bloot legt: mooie plekken van groen en water, omgeven door ‘ontspannen’ woonbebouwing. (Afb. 9)

Hart van de wijk: benut krimp en vergrijzing, concentreer en maak open
Voorzieningen zijn in veel bloemkoolwijken van begin af aan royaal aanwezig. De kwaliteit houdt echter niet altijd over en door demografische en economische ontwikkelingen staat deze onder druk. Voorzieningen moeten worden geconcentreerd en introverte, naar binnen gekeerde winkel- en voorzieningencentra worden binnenste buiten gekeerd. Daarmee krijgt het hart van de wijk uitstraling en blijft het levensvatbaar. (Afb. 10)

Buurten: versterk de ruimtelijke eenheid
Buurten zijn in bloemkoolwijken vaak niet helder gedefinieerd, waardoor mensen het gevoel krijgen in een huizenzee te zijn beland. Door de openbare ruimte aan te pakken krijgen buurten meer een eigen gezicht. Verder worden de randen en entrees beter geaccentueerd.

Woonerven: pak specifieke problemen aan
Veel woonerven functioneren prima en zijn geliefd door bewoners vanwege het autoluwe en veilige karakter. Wel is er veel ‘snippergroen’ aanwezig, dat qua beheer een lastige opgave is. Kansen bestaan hier in het organiseren van nieuwe vormen van collectiviteit bij de bewoners, denk bijvoorbeeld aan collectief beheer. Maar ook het (her)ontwikkelen van woonerven voor groepen van gelijkgestemde bewoners.(Afb. 11)

Woning en kavel: geef bewoners veel individuele vrijheid
Woonerven zijn door hun structuur in staat om individuele aanpassingen aan woningen soepel op te vangen: ze zijn besloten, ze hebben veel verspringende rooilijnen, worden omzoomd door groene randen en er zijn weinig doorgaande zichtlijnen. Door slimme randvoorwaarden te stellen en – binnen een kader – zoveel mogelijk toe te staan, bieden bloemkoolwijken
veel mogelijkheden en vrijheid. En daarmee krijgen zij een onderscheidend vermogen ten opzichte van andere gebieden in de stad. (Afb. 12a en b)

Afb. 12b Woning en kavel; aanpassingen aan de woningen maken de seriewoningen uniek en dragen daarmee bij aan een verbijzonderde sfeer
Afb. 12b Woning en kavel; aanpassingen aan de woningen maken de seriewoningen uniek en dragen daarmee bij aan een verbijzonderde sfeer

Volop kansen

Kijkend naar de toekomst van de bloemkoolwijken zijn de ontwerpers positief gestemd. Ronald Bron: ‘Het overvloedige groen van deze wijken is later nooit meer zo herhaald. Het is een kwaliteit die voor het oprapen ligt en volop kansen biedt. Uit woononderzoeken blijkt dat er een grote vraag bestaat naar ontspannen groenstedelijk wonen; die vraag kan in dit soort wijken uitstekend worden ingevuld.’ Marc Reniers vult aan: ‘Het zijn bovendien woongebieden die zich uitstekend lenen voor een andere manier van herstructureren. Ideeën en concepten over deregulering, welstandsvrij bouwen en bestemmingsplanvrij ontwikkelen kunnen hier prima worden uitgewerkt.’ Met hun studie hopen de ontwerpers de partijen in het veld een steuntje in de rug te geven, zo vult Tobias Bader aan: ‘De Ruimtelijke receptentoolbox is bewust heel “aanpakkerig” opgesteld. Zelfs in deze tijd van economische crisis zijn er allerlei maatregelen waar partijen morgen al een begin mee kunnen maken. En die hoeven vaak niet eens extra geld te kosten. Er lopen allerlei reguliere geldstromen naar deze wijken, bijvoorbeeld voor groenonderhoud. Door deze anders in te zetten, kun je al veel bereiken. Ontwerpers kunnen erbij helpen om hier de goede keuzes in te maken, denkend vanuit de visie die voor de wijk als geheel is ontwikkeld.’