Referenties

Interview met Remco Rolvink
Interview met Joktan Cohen
Interview met Marijke de Vries
Interview met Raimond Rozeboom

 

Interview met Remco Rolvink

‘Ik geloof in een soort bescheidenheid van de ontwerper, in het zaaien en laten ontkiemen van ideeën. In M3H vind ik een enthousiaste medestander.’

Remco Rolvink is sinds 2010 zelfstandig architect en doet projecten in de landschapsarchitectuur en stedenbouw. M3H kent hij al uit de tijd dat hij nog werkzaam was voor Bureau HOSPER. De twee bureaus werkten toen samen met de gemeente Almelo aan het masterplan voor Waterrijk in Almelo. En vanaf 2010 werkt Rolvink opnieuw met M3H samen aan de uitwerking van onderdelen van Waterrijk. Het mondde uit in een breder onderzoek naar transitie-strategieën.

Rolvink: ‘Voor Masterplan Almelo Waterrijk, een grote gebiedsontwikkeling aan de noordzijde van Almelo, zaten we in een adviesteam van de gemeente. In dit project werkten meerdere partijen samen, waaronder de gemeente Almelo en het Waterschap. Met Machiel was er direct een klik. Zijn soepele omgang met de materie en de manier waarop hij de zaken kon doorprikken, kon schakelen en doorpakken, sprak me erg aan.’

Rolvink omschrijft het ontwerponderzoek dat ze deden in opdracht van de gemeente Almelo, als een open planproces – een benadering die past in deze tijd. ‘Als ontwerpers hebben we de taak te opereren vanuit de kwaliteit en niet vanuit het ego. Niet de preoccupatie met je eigen ontwerp maar het sensitieve, zeg maar het luisteren, staat – meer dan voorheen – voorop. M3H bezit die lenige houding. Dat betekent niet dat ze niet staan voor hun ontwerp, maar ze kijken ook naar de context. En ze luisteren naar de mensen met wie ze aan tafel zitten.’

Rolvink vervolgt: ‘Bij het ontwerponderzoek voor Almelo waren we in staat om verschillende processen te identificeren: ruimtegebruik, een sterk identiteitverschaffend ruimtelijk raamwerk voor het hele gebied en flexibiliteit in de fasering van realisatie. Zo konden we een plan maken dat anticipeert op mogelijke bewegingen en ontwikkelingen.’ Om tot een strategie te komen die een geleidelijke ontwikkeling van het gebied mogelijk maakt, is het belangrijk om de vraag achter de vraag te stellen.
Rolvink: ‘We waren ons bewust dat het om kapitaalinzet van de gemeente ging. Het initiatief om over mogelijke andere partijen dan de bekende vastgoedfinanciers te beginnen was onderdeel van het creatieve proces dat we als Rolvink en M3H hebben aangedurfd. We vonden het allebei belangrijk om helder te communiceren met de opdrachtgever en de strategie te onderbouwen, dus hebben we Twijnstra Gudde alles laten doorrekenen. Ook hebben we gelijk gekeken wat we nog meer konden met de resultaten uit deze proeftuin, bijvoorbeeld als onderzoeksmodel in de huidige situatie van stagnerende gebiedsontwikkelingen.’

Dit resulteerde in een aanvraag bij het Stimuleringsfonds voor Architectuur voor verder onderzoek naar transitiestrategieën. De bijbehorende publicatie omvatte o.a. interviews, rekenmodellen en voorbeelden van strategieën. Rolvink wijst daarbij op het belang van initiërend onderzoek naar enerzijds generieke processen en anderzijds specifieke strategieën. Doel daarbij is de economie van het delen: ‘Ik geloof in een soort bescheidenheid van de ontwerper. Ik geloof in het zaaien en laten ontkiemen van ideeën. En dit met vele andere partijen. In M3H vind ik een enthousiaste medestander.’

‘Het onderscheidende in een opgave inzichtelijk maken en zorgen voor verbeelding.’

Remco Rolvink denkt dat de huidige tijd vraagt om onderzoek ‘ver voor de opgave’. De rol van de creatieve partijen is perspectieven schetsen, punten aan de horizon zetten en mogelijke wegen daarnaar toe schetsen en duiden. Het gaat om het in kaart brengen van andere processen, initiatieven en partijen. ‘Het is niet meer vanzelfsprekend dat vastgoed de drijvende kracht is achter gebiedsontwikkelingen en masterplannen. Het gaat erom flexibele raamwerken en ketens van andere initiatiefnemers te onderzoeken.’

Het ontwerp blijft daarbij van belang. Rolvink: ‘De rol van de ontwerper is het onderscheidende in een opgave inzichtelijk te maken en te zorgen voor verbeelding. De ontwerper dient onderzoek en processen te initiëren, waar anderen in een planproces wellicht eerder willen consolideren en risicomijdend opereren.’

 

Interview met Joktan Cohen

‘Door de vragen helder te houden en gefaseerd te werken, krijgen de bewoners niet het gevoel van slikken of stikken. Ze hebben echt de kans om mee te denken.’

Joktan Cohen is partner bij Integrex Gebiedseconomie en Vastgoedeconomie en werkzaam als interimprojectmanager. Samen met M3H werkt hij aan de ‘krachtwijk’ Poelenburg in Zaandam. Uitgangspunt was het creëren van een betere sociale en fysieke leefomgeving met een goed en haalbaar ontwerp en participatie van bewoners. De architect moest dus zowel creatief als communicatief zijn.

Cohen: ‘In de omgang met bewoners moet je ruimte scheppen voor wensen en bezwaren. Het is belangrijk om mensen mee te krijgen in zo’n project, door te luisteren en ze oplossingen, beelden voor te houden. Uitleg te geven. Dit vergt van de architect dat hij zich op een bijzondere manier opstelt, en dat kan alleen op basis van ervaring’.

‘Als architect moet je binnen die kaders het maximale eruit halen.’

Het programmatisch en bouwkundig onderzoek voor 72 woningen in Poelenburg gebeurt in opdracht van de Stichting Zaandamse Volkshuisvesting (ZVH). Zij werkten al eerder met M3H. Cohen: ‘Debbie van Noort van ZVH was enthousiast over Marc Reniers en Machiel Spaan. En ik moet zeggen terecht. Zo’n vernieuwingsproject gaat met horten en stoten. De opdrachtgever wil verandering, de bewoners dienen te worden gehoord en de architect moet dit in een analyse en ontwerp uitwerken. Bovenal moet het haalbaar zijn, financieel en in tijd. Als architect moet je binnen die kaders het maximale eruit halen’.

In zogenaamde huiskamersessies ging ZVH met de bewoners in gesprek om de bestaande kwaliteiten en problemen in kaart te brengen. Cohen: ‘Bewoners kijken als “woon-specialisten” van binnen naar buiten, maar de opgave is groter. Ruimtelijke, stedenbouwkundige en financiële aspecten kaderen de mogelijkheden in. De ervaring van M3H bleek uit de manier waarop ze samen met de bewoners de mogelijkheden hebben verkend. Dat bleef niet beperkt tot binnen – de plattegronden van de woningen – maar ging over buiten – de gevels, de plinten, de relatie tussen portiek en woning en de plaatsing van de woonblokjes. Mensen werden meegenomen.’ Hij benadrukt daarbij de efficiëntie van M3H: ‘Door de vragen helder te houden en gefaseerd te werken, krijgen de bewoners niet het gevoel van slikken of stikken. Ze hebben echt de kans om mee te denken. Ik vind dat architecten er zijn voor de kwaliteitsborging. Zij zijn de experts op het gebied van goede en haalbare ontwerpen. Dit betekent overigens ook dat ze naar de opdrachtgever een ondergrens duidelijk moeten maken’. Joktan Cohens achtergrond is zowel economisch als bouwkundig. Hij ziet zichzelf vooral als iemand die werkt voor de maatschappij: de stad en de mensen.
In deze veranderende economische tijd is het meer dan ooit de uitdaging om met beperkte middelen efficiënte ontwerpen te realiseren. ‘Er is een sociaal-maatschappelijk aspect aan ons werk. Zo proberen we in Poelenburg mensen uit de buurt op te leiden en in te zetten als energiecoaches, buurtconciërges etc. om zo een gevoel van trots op de buurt te ontwikkelen. Meepraten over het ontwerp van je woning en je omgeving levert daaraan ook een bijdrage.’

De ervaring van M3H op het gebied van plattegronden, woningtypologieën en de omringende ruimte blijkt in Poelenburg aan te slaan bij de bewoners. Cohen: ‘We zitten met een aantal zwakke punten. Een daarvan is de gesloten plint. Functiemenging zorgt voor leven aan de straat. M3H is in staat om daarvan verschillende verbeeldingen en schetsen te maken om die aan de bewoners voor te leggen. Zo kunnen bij de renovatie de maisonnettes en de slaapkamers omgedraaid worden. Een ander punt is de ruimte tussen de blokken: de maat daarvan is goed, alleen niet duidelijk voelbaar. M3H durft het dan aan om voor te stellen extra woningen toe te voegen waarvoor de garageboxen moeten verdwijnen. Dat was voor iedereen wennen, maar als je met een goede verbeelding en argumentatie komt, dan is iedereen te overtuigen.‘

De uitdaging voor Cohen is om sociale woningbouw binnen een complexe, zich transformerende wijk mooi en beter leefbaar te maken. Dit ziet hij als een veel grotere stap dan te renoveren binnen een sociaal-maatschappelijk geslaagde wijk als Amsterdam Zuid. De context waar architecten de komende jaren in werken is die van het bouwen voor de menselijke maat, maar binnen de veranderende financiële kaders.

 

Interview met Marijke de Vries

‘M3H kan rekenen op veel goodwill vanwege een open, niet rigide, houding naar opdrachtgevers en bewoners maar ook naar aannemers en technische adviseurs.’

Marijke de Vries is projectontwikkelaar bij Ymere te Amsterdam. Daar is zij opdrachtgever voor een nieuw-bouwproject aan de Tugelaweg, binnen het ensemble dat architect Lelyman hier begin 20ste eeuw realiseerde.

Al eerder werkten Ymere en M3H samen aan stadsvernieuwingsprojecten in de 19de– en vroeg 20ste-eeuwse ring van Amsterdam. De Vries: ‘M3H heeft de naam jong en speels te zijn, terwijl het bureau toch al vijftien jaar bestaat. Een grote kwaliteit is dat deze architecten het vak in alle onderdelen beheersen. Ze kunnen ook rekenen op veel goodwill vanwege hun open, niet rigide, houding naar opdrachtgevers en bewoners maar ook naar aannemers en technische adviseurs.’

Bij dit soort stadsvernieuwingsprocessen vindt Ymere niet alleen de ervaring belangrijk, maar ook de communicatieve houding van de architect. De Vries: ‘Het gaat hier om een open planproces met een lange voorgeschiedenis. Bewoners mogen zelf meebeslissen en dan is het goed dat een architect daarmee ervaring heeft. M3H buigt op een positieve manier mee met de wensen van bewoners.’

Het is de bedoeling dat een intensieve vorm van participatie zoals hier, waarbij bewoners zelf plannen maken en ideeën aandragen voor vernieuwing van de blokken en de omgeving, resulteert in een groter draagvlak voor verandering. De architect dient dan zowel in plenaire sessies als in kleinere workshops te denken vanuit het gedeelde belang. De architect wordt voor deze opgaven ook een proces-begeleider.

Het is hier de specifieke expertise van de architect om mogelijkheden voor te leggen. De Vries: ‘Het maken van woningplattegronden kun je zien als het spelen met ruimten. Het is aan de architect om creatieve en flexibele oplossingen aan te dragen binnen de gestelde randvoorwaarden.’ De participatie in dit proces reikte vanuit Ymere zelfs zover dat De Vries haar eigen huis liet zien als voorbeeld van een ontsluitingstype. Toevallig woont zij namelijk zelf in een woning van M3H. De Vries: ‘Ik woon in De Mokumer, destijds genomineerd voor de Zuiderkerkprijs. Daar kon ik het gepuzzel van de architecten met vierkante meters goed laten zien. In dit geval leverde dat een ruime woonkamer op. Je kunt zien hoe complex het is om met de logica en mogelijkheden van de plek tot oplossingen te komen.’

Het handschrift van de architect is tevens van belang. De Vries: ‘De Tugelawegblokken staan in een omgeving van Amsterdamse School architectuur. De robuuste architectuur van M3H past hier goed. Het is geen directe kopie van gebouwen in de omgeving, maar refereert – bijvoorbeeld in het gebruik van baksteen – wel aan de context. De grote witte raampartijen zijn juist een hedendaags element dat de architecten hier durfden toe te passen. Samen levert dit passende maar duidelijk geen historiserende architectuur op.’ ‘M3H durft anderen de ruimte te geven in het proces.’

M3H durft anderen, zoals kunstenaars, de ruimte te geven in het proces. Ze juichen kunsttoepassingen toe in plaats van ze tegen te werken, en daarmee krijgen gebouwen een meerwaarde. De Vries: ‘M3H staat open voor anderen, ook voor ingrepen van kunstenaars. Uiteindelijk gaat het erom iets moois tot stand te brengen. Door deze sympathieke houding wordt een meerwaarde mogelijk.’ Ook De Vries ervoer deze ruimte in de samenwerking. Ze stelde zelf het programma van eisen op en merkte dat M3H daarin soepel kon meebewegen.

Marijke de Vries vindt gezamenlijke strategieën van groot belang, zeker in complexe binnenstedelijke opgaven. De Vries: ‘M3H dacht goed mee en leverde zo ook munitie voor de mogelijke ontwikkeling van het openbaar gebied rondom de Tugelablokken. In politieke processen met stadsdelen en gemeente is het van belang om samen met slimme partners voor een groot draagvlak te zorgen.’

 

Interview met Raimond Rozeboom

‘Niet alle architecten staan open voor opmerkingen vanuit de bouwende partijen maar M3H wel, is mijn ervaring.’

Raimond Rozeboom is projectleider bij Dura Vermeer Bouw Amsterdam BV. M3H kent hij al uit de tijd dat hij er stage liep. Vanuit Dura Vermeer werkte hij met M3H samen aan verschillende projecten, vooral in de bouwgerichte processen. Het meest recente project zijn de Gele Panden aan de Vrolikstraat en de 3e Oosterparkstraat in Amsterdam.

Dit is ook het eerste project dat stand komt binnen het co-makership met Ymere. Rozeboom: ‘Co-makership kun je het beste omschrijven als een intensieve, projectoverstijgende vorm van samenwerking tussen aannemer en opdrachtgever. Het is een transparant proces op basis van wederzijds vertrouwen. Het doel is een bouwproces dat beter, sneller, leuker en goedkoper is.’

Formeel maakt de architect (nog) geen deel uit van het co-makership, al is hij er wel bij betrokken. De keten draagt gezamenlijk de verantwoordelijkheid en haalt zijn kracht uit het verbinden van de afzonderlijke schakels, de betrokken partijen. Rozeboom hierover: ‘De architect staat mede aan het begin van het proces. Hij levert het architectonisch ontwerp. Het co-makership team neemt het dan over en gaat de samenwerking aan met onderaannemers, constructeurs, bouwkundige adviesbureaus en andere partijen. Vanaf dat moment is de rol van de architect meer het bewaken van de esthetische aspecten. M3H heeft voor de Gele Panden de uitwerking van het plan gemaakt tot en met de werktekeningen. Opvallend zijn hun praktische instelling, de ervaring die ze hebben op het gebied van bouwbegeleiding, hun technische expertise en hun communicatieve kwaliteiten.’

‘Een praktische instelling, ervaring met bouwbegeleiding, technische expertise en communicatieve kwaliteiten.’

De bouwgerichte processen worden steeds kritischer bekeken, ook vanwege de ecologische en economische crisis. Rozeboom: ‘We nemen al een tijdje onze traditionele processen in ogenschouw waarbij we waarde en verspilling benoemen. Aan de hand van het principe van lean bouwen, kunnen we het bouwproces afslanken. Met een intensieve, projectoverstijgende samenwerking, kunnen we beter, sneller, leuker, goedkoper en ook duurzamer te bouwen. Voor de Gele Panden hebben we een aantal lean-sessies gehad. M3H heeft in een plansessie het ontwerp helder uitgelegd en toegelicht waarom bepaalde ontwerpkeuzes zijn gemaakt. De metselaar stapelt vervolgens geen stenen maar werkt ook het ontwerp uit. Op die manier is hij veel meer betrokken.’

Lean bouwen zorgt dus voor tijdwinst en daarmee voor minder kosten, doordat bijvoorbeeld minder geld hoeft te worden besteed aan de bouwplaats. Ook zorgt deze aanpak voor innovaties op het gebied van materiaalgebruik, bouwproces, energiegebruik en het inrichten van de bouwplaats. Rozeboom: ‘De samenwerkende partijen denken met elkaar kritisch na over de manier waarop iets gebouwd kan worden, waar wij – als hoofdaannemer – voorheen dachten dat we het zelf het beste wisten.

Deze manier van werken vergt een praktische en communicatieve houding van alle partijen. Niet alle architecten staan open voor opmerkingen vanuit de bouwende partijen maar M3H wel, is mijn ervaring. Zo hadden we een concurrente engineeringsessie waarbij ter plekke opmerkingen over de detaillering werden afgestemd met M3H en uitgewerkt door onze bouwspecialisten. Dit leverde aan het eind van de dag een definitieve door alle partijen goedgekeurde tekening op.’

Hij vervolgt: ‘Het gaat erom beter te bouwen, je niet blind te staren op enkele deelaspecten maar juist ruimte te laten voor ideeën van alle betrokken partijen. Het verschil met een traditioneel bouwteam is dat het hier nadrukkelijk gaat om projectoverstijgende samenwerking. Ervaringen en kennis gaan niet verloren na het afronden van een project maar worden meegenomen naar een volgend project. Ideaal is dat niet alleen de kennis wordt meegenomen en er weer wordt samengewerkt met dezelfde bedrijven, maar dat ook weer dezelfde personen aan tafel zitten. Zo krijg je daadwerkelijk een bouwproces dat beter, sneller, goedkoper en leuker is.‘